Verbetering uitgesloten?

22 november 2021 Geschreven door: Stéphanie Heijtlager

Als een werknemer ziek wordt dan is dat al vervelend genoeg voor alle betrokkenen. Vervelender nog, is als in een vroeg stadium van de 104 weken al blijkt dat de werknemer waarschijnlijk helemaal niet meer zal herstellen en dat re-integratie inspanningen doelloos zullen zijn. In dat geval biedt voor werkgever en werknemer de vervroegde IVA-aanvraag uitkomst. Op die manier kan de reguliere wachttijd van 104 weken voor de Wet WIA worden verkort. Om in aanmerking te komen voor een verkorte wachttijd gelden strikte eisen: alleen volledig arbeidsongeschikte werknemers van wie in een vroeg stadium duidelijk is dat sprake is van een onomkeerbare situatie (en geen verbetering mogelijk is) komen in aanmerking voor een verkorte wachttijd. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 23 lid 6 van de Wet WIA.

Het UWV toetst dan ook streng of aan de voorwaarden voor de verkorte wachttijd is voldaan: er moet sprake zijn van een stabiele situatie en herstel moet zijn uitgesloten. Die toets van het UWV gaat helaas niet altijd goed.

Verbetermogelijkheden?

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 augustus 2021 is hiervan een voorbeeld. Het gaat in deze zaak om een werknemer die een beroerte/CVA heeft gehad. De werknemer vindt dat geen kans op herstel meer mogelijk is en vraagt daarom met verkorte wachttijd een IVA-uitkering bij het UWV aan. De verzekeringsarts van het UWV vindt echter dat nog geen sprake is van een onomkeerbare situatie, omdat vooruitgang in het herstel de komende maanden nog niet is uitgesloten. Werkgever en werknemer stellen allebei bezwaar in tegen de afwijzing van de vervroegde IVA. Zowel in bezwaar als beroep blijft de afwijzing van de vervroegde IVA in stand.

De Raad denkt daar anders over: het UWV heeft onvoldoende gemotiveerd dat er nog verbetermogelijkheden voor de werknemer waren. Uit de medische informatie die beschikbaar is volgt duidelijk dat ten tijde van de aanvraag al een medische eindsituatie was bereikt. Dat de behandelend arts van de werkneemster heeft gezegd dat de vermoeidheidsklachten van werkneemster lang kunnen aanhouden “tot wel twee jaar na het ontstaan van het cva”, betekent volgens de Raad niet dat mogelijk nog sprake is van verbetering (zoals het UWV dat veel te ‘rooskleurig’ heeft aangevoerd en niet concreet heeft gemaakt welke verbetermogelijkheden er dan zouden zijn). Uit de medische informatie volgt volgens de Raad duidelijk dat op het moment van de vervroegde IVA-aanvraag sprake was van een medisch stabiele situatie en dat dus recht bestond op een IVA-uitkering met een verkorte wachttijd.

Resumerend: let bij het aanvragen van een IVA-uitkering met verkorte wachttijd goed op dat een medisch specialist heeft vastgesteld dat sprake is van een stabiele of verslechterende situatie en dat het UWV geen eigen (soms te rooskleurige) interpretatie aan de constateringen van de medisch specialist geeft.

Tot slot

  • Er kan maar één keer gebruik worden gemaakt van de verkorte wachttijd (artikel 66 Wet WIA). Is niet aan de voorwaarden voor deze aanvraag voldaan, dan moet worden gewacht tot de reguliere WIA-aanvraag (en dat is zonde).
  • De verkorte wachttijd kan nooit korter worden dan 13 weken en niet langer dan 78 weken. Het einde van de verkorte wachttijd wordt door het UWV niet eerder vastgesteld dan na 10 weken na de aanvraag.
  • Bij de vervroegde IVA-aanvraag moet een verklaring van de bedrijfsarts worden gevoegd, waarin staat wat de diagnose en de prognose is van de ziekte van de werknemer, die mede gebaseerd is op de informatie van een behandelend medisch specialist.
  • Als de vervroegde IVA-uitkering wordt toegekend, dan bestaat er nog steeds een loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever (en het ontslagverbod tijdens de eerste 104 weken ziekte geldt onverkort). Wel kan de werkgever de aan de werknemer betaalde IVA-uitkering (75% max dagloon) in mindering brengen op zijn loondoorbetalingsverplichting van 104 weken (artikel 7:629 lid 5 BW).

Gerelateerde artikelen